Elke week geeft de Hulpdokter uitleg bij een medische term die u kunt tegenkomen in uw medisch dossier. Deze week het woord decursus.
Als u online uw medisch dossier bekijkt, kunt u het woord decursus tegenkomen. Sterker nog: als u het medisch dossier leest, leest u eigenlijk de decursus. Klinkt verwarrend? Laten we eens kijken waar dit woord vandaan komt, en hoe artsen het tegenwoordig gebruiken.
Decursus komt uit het Latijn. Het komt van het woord cursum, dat reis of koers betekent. Als dokters decursus zeggen, bedoelen ze de “reis van de patiënt”. Welke reis dan? De “reis” die de patiënt aflegt door het ziekenhuis. Dat klinkt misschien een beetje chic en overdreven. De beste Nederlandse vertaling is beloop. De decursus betekent dus het beloop van de ziekte.
Als een patiënt klinisch opgenomen ligt in het ziekenhuis, houdt de zaalarts een decursus bij. Hierin beschrijft de zaalarts elke dag het beloop van de ziekte. Deze informatie kan heel kort of juist heel uitgebreid zijn. Dingen die bijvoorbeeld in een decursus worden opgeschreven zijn bijvoorbeeld:
– de koorts is vannacht afgenomen. De temperatuur is nu 37,6 graden.
– meneer kon gisteren niet slapen en heeft een slaaptablet gevraagd.
– morgen krijgt meneer een CT scan.
– vanmiddag staat een familiegesprek gepland.
– vandaag starten we met antibiotica.
Doordat elke dag een decursus wordt bijgehouden, kan de dokter goed beoordelen hoe het met de patiënt gaat. Hierdoor kan de dokter zien of de behandeling aanslaat of niet. Als de patiënt naar huis mag schrijft de zaalarts een ontslagbrief. Om de brief te schrijven worden meestal delen van de decursus gebruikt.
Als u op het spreekuur verschijnt houdt de dokter ook aantekeningen bij. Dit wordt vaak ook decursus genoemd. Soms worden de woorden anamnese en decursus ook door elkaar gebruikt. Andere dokters bedoelen met decursus het hele medische dossier. Vraag daarom altijd na wat de dokter precies bedoelt als hij of zij decursus zegt.