Eerder bespraken we al het begrip anamnese. Dit betekent het verhaal dat de patiënt aan de arts vertelt. Het opschrijven van de anamnese in de decursus is belangrijk om tot een goede diagnose te komen. Bij elk bezoek aan de arts wordt een anamnese afgenomen. In sommige gevallen ziet u in het medisch dossier nog een andere medische term: tractus anamnese.
Betekenis van tractus anamnese
Tractus komt uit het Latijn en betekent “bundel” of “verzameling”. In dit geval bedoelen we een “verzameling” van organen. Een tractus anamnese bestaat dus uit vragen over een “verzameling” organen. Laten we kijken naar een voorbeeld:
Tractus digestivus: Dit is de “verzameling” van organen die helpen bij de spijsvertering. Dus de maag, de dunne darm, de dikke darm, de alvleesklier etc.
Als de arts de tractus digestivus uitvraagt, dan zal hij vragen stellen over de eetlust, de ontlasting, buikpijn etc.
In het medisch dossier ziet dat er zo uit:
Tractus digestivus: normale eetlust, geen slikklachten, geen maagpijn of zuurbranden, geen braken, de ontlasting komt éénmaal per dag en is aan de dunne kant, er zit geen bloed bij.
Zoals je ziet stelt de arts hier allerlei vragen over de “verzameling organen” van de spijsvertering. De tractus anamnese is voor de dokter een geheugensteuntje zodat hij alle informatie krijgt. Om een goed beeld te krijgen vraagt de arts meerdere tracti (meervoud van tractus) uit.
Er zijn nog andere soorten anamnese, zoals de speciële en de familie-anamnese.
Voorbeelden van tractus anamnese
Tractus circulatorius: de organen van de bloedsomloop, zoals het hart en de bloedvaten.
Typische vragen gaan over pijn op de borst, hartkloppingen en kortademigheid.
Tractus respiratorius: de organen van de ademhaling, zoals de longen en de luchtpijp.
Typische vragen gaan over hoesten, piepende ademhaling en slijm opgeven.
Tractus urologicus (of tractus urogenitalis): de organen die zorgen voor het plassen zoals de nieren en de blaas.
Typische vragen gaan over pijn bij het plassen, een volle blaas en bloed bij het plassen.
Tractus genitalis: de voortplantingsorganen zoals de baarmoeder of de testikels (ballen).
Typische vragen gaan over de menstruatie, erectiestoornissen en SOA’s.
Tractus neurologicus: de organen van het zenuwstelsel, zoals de hersenen en het ruggenmerg.
Typische vragen gaan over hoofdpijn, duizeligheid en gevoelsstoornissen.
Tractus locomotorius: de spieren en botten.
Typische vragen gaan over spierpijn, gezwollen gewrichten en het looppatroon.
Tractus mentalis: dit gaat over de geestelijke gezondheid.
Typische vragen gaan over de stemming, het slapen en het geheugen.
Een apart gedeelte van de tractus anamnese zijn de intoxicaties. Lees daarover verder in het artikel over intoxicatie.